|
|
Verhalen
308
verhalen voor peuters, kleuters en kinderen
|
Kersenpitje
Met een zachte plop viel de kers van de boom. Glanzend lag de kers op het groene gras. Maar wat was dat? De kers barstte open. Er uit stapte een klein blond meisje, heel klein. Dat was Kersenpitje. |
|
|
Een grote hommel zoemde eens dichterbij, wat was dat voor een mooi rood bloempje? Nee, nee, riep Kersenpitje, ik ben Kersenpitje! Dat vond de hommel leuk. Wil je een stukje meevliegen? Klim maar op mijn rug, zei de hommel. |
Zo vlogen ze door de boomgaard en de tuin vol bloemen. Hommel landde bij een schaaltje water. Even wat drinken, zei hij. Er stond niet veel water in het schaaltje, dus Kersenpitje stapte af en plaste rond, goed oplettend dat haar rode jurkje droog bleef. |
|
|
Waar slaap jij Kersenpitje? Vroeg Hommel. Als de nacht valt moet je een warm nest hebben. Dat wist Kersenpitje niet, ze was nog maar net uit de kers. Zal ik je mijn nest laten zien, vroeg Hommel. En zo vlogen ze naar een oude pimpelmezenkast, waar Hommel een heel comfortabel nest had.Slaap vannacht maar hier, zei Hommel. We kunnen morgen altijd nog een nestje voor je maken als je dat wilt. En zo sliep Kersenpitje dicht tegen warme zachte Hommel aan die nacht. |
Goedemorgen, zoemde Hommel. Kersenpitje gaapte eens en rekte zich uit. Gaan we vandaag mijn nest maken? Vroeg ze. Dat is goed, zei Hommel, maar eerst wat bloemennectar. Hij bewaarde daarvan altijd een voorraadje in zijn nest. Misschien weet ik wel wat, zei Hommel. Kom maar mee, ik zal het je laten zien. |
|
|
Zomaar in de tuin lag een mooie potscherf. Prachtig, vond Kersenpitje. Nu moeten we van zacht mos een mooi bedje voor je maken, zei Hommel. Dat wist hij wel te vinden, en met handen vol mos vlogen ze terug naar de potscherf. Dat deden ze een paar keer, en toen was de hele vloer bedekt met zacht, zacht mos. |
Hommel nam afscheid, hij moest nog alle bloemen een bezoekje brengen. Dat deed hij elke dag. Ik kom straks weer kijken, zei hij. Kersenpitje ging eens een stukje wandelen rond haar huis. Als je zo klein bent als Kersenpitje is alles wel heel groot natuurlijk. Ze vond een schelpje, en dat sleepte ze naar haar huisje. Dat was haar bad, besloot ze. |
|
|
Ahhh, wat was dat voor een reus! Niet schrikken, ik ben Winterkoninkje, zei het vogeltje lief. Zal ik een liedje voor je zingen? En zong een prachtig lied. Als er gevaar dreigt waarschuw ik je, zei Winterkoninkje. Gevaar? Van wat dan, vroeg Kersenpitje. Nou, van een kat of kraai, zei Winterkoninkje parmantig. Hij wist veel, begreep Kersenpitje. |
Woon jij hier, vroeg Winterkoninkje? Ja, als de nacht valt moet je een warm nest hebben, zei Kersenpitje. Oh, ik heb wel twaalf nesten, zei Winterkoninkje, wil je er één zien? Klim maar op mijn rug. En zo vlogen ze via een kierend raam de schuur in, waar een oude jas hing. In een jaszak had Winterkoninkje een lekker nest gemaakt, dat niet al te netjes was eigenlijk. Maar als je zoveel nesten hebt word je misschien een beetje slordig. |
|
|
Winterkoninkje bracht Kersenpitje weer thuis en nam afscheid. Hij moest nog veel liedjes zingen overal, maar hij kwam later weer kijken, zei hij. Nu heb ik al twee vriendjes, dacht Kersenpitje tevreden. Wat leuk. Aan een grashalm hing een Lieveheersbeestje dat zich keurig voorstelde. Ben jij familie? Vroeg hij. Je bent ook rood, dus dat zal wel. Waar zijn je stippen? Ik heb er zeven, zei hij trots. Maar Kersenpitje had geen stippen. |
Lieveheersbeestje gaf Kersenpitje een zoet wit koekje. Lekker, vond Kersenpitje. Een libelle landde op de potscherf en stelde zich ook keurig voor. Het werd een gezellige babbelpartij zo, over van alles en nog wat, tot Lieveheersbeestje weer eens verder vloog. Hij had zich erg verbaasd dat Kersenpitje geen vleugels had. Wil je een stukje met mij meevliegen? vroeg Libelle. Ja natuurlijk! |
|
|
Het was meer zweven vond Kersenpitje, ze genoot. Libelle vloog laag over het water achter de tuin. Plotseling bewoog het water wild en schoot Libelle omhoog, Kersenpitje viel er bijna af. Wat was dat? Een vis, zei Libelle, die hapte naar me. Je moet uitkijken voor vissen, zei hij wijs. Kersenpitje begreep dat ze nogal voor heel wat dingen uit moest kijken. |
Terug op haar nest nam ze afscheid van alweer een vriendje. De tuin zat vol vriendjes vond ze, gezellig! Hommel zou zo ook wel weer komen, dacht ze. Zou hij dorst hebben? Ze moest eens op zoek naar water. Maar waar moest dat dan in? Van stevige grashalmpjes vlocht ze een waterdicht mandje. Op schaduwrijke plekjes hingen nog waterdruppels aan de blaadjes, Kersenpitje liet ze allemaal in het mandje vallen. |
|
|
Daar kwam Hommel al aanvliegen. Maar wat had hij op zijn rug? Kijk eens wie ik gevonden heb, riep hij. Het jongetje stapte af. Ik heet Beukennootje, zei hij, en ik heb ook geen nest. Oh, dat was geen probleem, de potscherf was groot genoeg voor twee. Beukennootje liep al heel lang rond en wist heel veel. Samen dronken ze van het water, want inderdaad, Hommel had dorst. |
Beukennootje vertelde dat hij lang geleden, hoelang wist hij niet, van de boom gevallen was. Sindsdien zwierf hij rond. Meestal was hij diepzinnig bezig, hij maakte steeds allerlei gereedschap. Maar omdat hij geen nest had raakte hij dat onderweg steeds weer kwijt. Kersenpitje was diep onder de indruk. Zij kwam nog maar net kijken, en ze vond dat iedereen erg veel wist. |
|
|
Hommel geeuwde eens. Dat gezeur over gereedschap, een hommel had helemaal niks nodig. Hij ging weer eens verder. Beukennootje vertelde verder, over paardenbloemenpluizen die prima parachutes waren, scherpe steenscherfjes waar je een takje mee om kon hakken zodat je bruggen kon bouwen, het ging maar door. Hoe vind je mijn mandje? Vroeg Kersenpitje. |
Beukennootje had meteen weer een idee. Daar kunnen we ook hangmatjes mee vlechten, riep hij. En hij was al aan de slag. Voor je het wist was het hangmatje klaar, want hij was erg handig. Tijd voor een dutje, vond Kersenpitje. Tenslotte had ze al veel beleefd vandaag.Tijd om op onderzoek te gaan, vond Beukennootje. Hij was altijd graag bezig. Mooi plekje voor een nest, hier was veel te vinden, dacht hij. Alles wat hij vond sleepte hij naar de potscherf. Het werd een hele berg. |
|
|
Toen Kersenpitje wakker werd was Beukennootje net klaar met twee krukjes. Hij was er helemaal trots op. Samen gaven ze de krukjes een mooie plek voor het nest, lekker in de zon.De volgende dag was Kersenpitje zo druk met al haar vriendjes dat ze niet echt in de gaten had dat Beukennootje de hele dag weg was. Lieveheersbeestje kwam weer koekjes brengen, Hommel bracht nectar en wilde graag wat water, Winterkoninkje kwam een liedje zingen, Libelle kwam een babbeltje maken. Maar daar kwam Beukennootje dan aangerend, hij was helemaal opgewonden. |
Hij vertelde hoe in de ochtend een kraai een walnootdop had laten vallen in de vijver. Beukennootje had gewacht tot de dop tegen de kant was gedobberd en was toen druk gaan knutselen. Hij had er een roertje op gemaakt, en van een stukje doek dat hij gevonden had een zeiltje. Dopje lag nu stevig met een grashalmpje vastgebonden te wachten, ging Kersenpitje mee? |
|
|
Ja natuurlijk! Oh, wat een mooi bootje was Dopje geworden. Ze staken meteen van wal en probeerden alles uit. Beukennootje zag dat Kersenpitje heel goed kon zeilen, dat was leuk! Tot laat in de schemering voeren ze met Dopje over het water, en droomden over grote wereldreizen. Dat gaan ze ook doen, maar dat is een ander verhaal. Dit is het einde van dit sprookje, voor vannacht lekker slapen! |
© the Tale Machine
boven
|
© Flevokids
|