In de nacht van de storm was het kind.
Het kind luisterde naar het loeien van de wind, die bomen deed buigen. Het was beangstigend, maar het kind was niet bang. Het deed de deur open en stapte naar buiten. Een hevige regenvlaag doorweekte het.
Langzaam liep het kind het pad af. Hier en daar brak een tak af, maar geen ervan raakte het kind.
|
|